|
||||||||
Zelden of nooit maakte ik het eerder mee, dat ik een CD mag recenseren, die gemaakt is door iemand waarover ik met de beste wil van de wereld iets van informatie kan vinden op het wereldwijde web, maar nu heb ik dat dus wel aan de hand. Peter Croft is van Schotse komaf en, zoals zovele Europeanen overkwam, raakte hij in de vroege jaren ’70 van vorige eeuw, begeesterd door fr muziek van Mike Seeger en de zijnen, bekend als The New Lost City Ramblers, die een hele wereld van nieuwe muziek deed opengaan: de Old Time Music of Mountain Music, die werkelijk vaak ouder dan een eeuw was, maar die een redelijk geïsoleerd leven bleef leiden in de minder in de kijker lopende zuidelijke regio’s van de USA, zoals Virginia. Croft speelde in die tijd melodeon en begon een repertoire uit te bouwen aan de hand van folkmuziek uit zijn eigen omgeving. Vie reels, jigs walsjes maakte hij dat repertoire beetje bij beetje breder en toen hij in 1973 de “Old Fiddlers Convention” in Galax bezocht, ontstond het idee om de muziek die hij daar gehoord had -en die logischerwijze voornamelijk op fiddle gespeeld werd, te vertalen naar melodeon en die op te nemen.46 jaar later is het dan zover en is er deze plaat, die geheel toepasselijk de ondertitel “Old Time Music on the Cajun Accordion” meekreeg. Dat had dan weer te maken met een andere ontdekking van Croft, die midden de jaren ’70 de Cajunmuziek leerde kennen. Daarin is een nogal leidende rol weggelegd voor de accordeon, in dit geval de kleine soort met slechts één rij melodieknoppen. Croft schafte zich zo’n accordeon aan en leerde het bespelen, reisde talloze keren heen en weer naar Louisiana, leerde muzikanten als D.L. Menard, Dewey Balfa en Gino Delafosse kennen en werd stilaan de man die Old Time muziekjes uit de bergen, leerde vertalen naar een instrumentariun dat typerend is voor Cajun. Op dat punt komen gitarist Mark Jones en violiste Hazel Fairbairn in beeld, een koppel muzikanten, die Croft aan het einde van de jaren ’80 leerde kennen, toen hij naar Cambridge verhuis was en zich daar in de lokale club- en pubscene een plaatsje probeerde te veroveren. Later gingen ze elk hun weg, maar ze bleven wel contact houden en dertig jaar later vond het trio elkaar terug -Fairbairn woont ondertussen al geruime tijd in Vancouver, Canada- in de studio, waar ze de elf nummers inblikten, die deze plaat rijk is. Nu heb ikzelf een beetje een moeilijke verhouding met Cajunmuziek, die ik wel heel fijn vind voor danspartijen, maar die me zelden een CD lang kan boeien, wegens te snel teveel van hetzelfde. Laat nu precies datgene zijn, waar deze plaat niét aan lijdt: doordat Old Time Music “varcajund” wordt, heb je eigenlijk twee genres, die aan kruisbestuiving doen en dat leidt tot een indringend en verrassend fris klinkend resultaat. De manier waarop de breaks afgewisseld worden tussen gitaar, accordeon en fiddle bewijst het rustige meesterschap van de drie over hun instrumenten, maar laat vooral drie muzikanten horen die oprecht naar elkaar luisteren. Hier wordt niet enkel gelijktijdig gespeeld, nee: dit is SAMENspelen. Klassiekers als “Squirrel Hunters” of “New Oklahoma Rag”of “Scotland”, bekend van respectievelijk John Hartford, Bob Wills en Bill Monroe wijzen de weg naar minder bekende namen als The Skillett Lickers (“Done Gone”), The Pine Leaf Boys (Creole Blues”) of The Sweets Mill String Band (“Dinah”). Tel daarbij een paar eigen composities van Croft -het afsluitende “Caterpillar Valley”, opgedragen aan zijn grootvader en de titelsong- en je krijgt een heel fijne plaat, die door sommigen wat neerbuigend “a labour of love” genoemd zal worden, maar waarvoor ik alleen maar het diepste respect kan voelen: hier zijn mensen aan het werk, die er heel lang over gedaan hebben om twee genres met elkaar te kruisen, en die dat ontzettend goed gedaan hebben, zelfs in die mate dat ik deze plaat wel tien keer naeen heb gedraaid en ik dus nagenoeg over mijn lichte aversie heen ben. (Dani Heyvaert) |
||||||||
|
||||||||